Hoewel iedere vaste plant op een andere manier moet worden gesnoeid, zijn er wel een aantal basisregels als het om snoeien gaat. Als je van een bepaalde plant wilt weten hoe je deze het beste kunt snoeien, klik dan hier.
- De grootste twee snoeibeurten zijn in het begin van het voorjaar (maart, april) en in de herfst. De hoofdregel is dat in het voorjaar alle planten die in de zomer bloeien, (drastisch) kunnen worden gesnoeid. Planten die in de zomer bloeien zijn bijvoorbeeld de hortensia, vlinderstruik, fuchsia, lavendel en rozen. Planten die in het voorjaar bloeien zoals de rododendron, magnolia, prunus, wolfsmelk, blauwe regen en lithodora, snoei je na de bloei.
- Wees niet bang om teveel weg te knippen, snoeien doet groeien. Ook hagen zoals de beuk, taxus, laurier of vuurdoorn kan je in model knippen door te lange uitlopers in te korten.
- In de herfst is het tijd om alle planten die afsterven en dus bruin en lelijk worden, weg te knippen tot vlak boven de grond. Denk aan de zonnehoed, dahlia, sedum, phlox, aster, etc. Je ziet vanzelf welke planten bruin worden en afsterven. Volgend jaar komen deze planten weer op. In de herfst is het ook zaak om uitgebloeide rozen een stukje terug te snoeien. Hetzelfde geldt voor planten zoals de lavendel. De snoei is echter niet zo rigoureus als in het voorjaar, omdat de planten nog de winter door moeten.
- Voor alle planten geldt: als je bepaalde takken weg wilt hebben, kan je die ieder moment helemaal wegknippen. Je wilt de tak immers niet meer terug zien.
- Gebruik altijd scherp gereedschap en maakt dit zo nu en dan schoon, bij voorkeur met (handen)alcohol.
- Voor uitgebloeide bollen geldt: laat het loof (de bladeren) staan. Dit is voeding voor de bol. Als je je stoort aan de grote hoeveelheden slappe bladeren, kan je er een knoop in leggen zodat het er wat netter uitziet.